feb 8, 2011 - Internet    No Comments

Amerikaanse bedrijven vormen geen bedreiging voor een open internet

De dominantie van Amerikaanse internetbedrijven zou de Europese internetgebruiker onderwerpen aan nieuwe vormen van censuur, aldus enkele internetpioniers (“Er waart een spook door het internet”, DM 7 februari). Apple, Google, Facebook en Amazon, aldus de ondertekenaars, leggen ons hun culturele, economische, politieke en morele waarden en normen op. Die “Angelsaksische” spelregels, opgesteld in “een directiekamer in Silicon Valley”, zouden niet overeenstemmen met onze Europese visie. Vervolgens horen we hen pleiten voor overheidsmaatregelen om de macht van die bedrijven aan banden te leggen.

CONFLICT TUSSEN UITGEVERS EN IT-BEDRIJVEN

Terwijl de auteurs van de petitie een conflict zien tussen grote bedrijven en consumenten, lijkt het ons eerder om een conflict te gaan tussen IT-bedrijven en uitgeversbedrijven. De consument heeft immers zijn keuze al gemaakt: hij koos voor de IT-bedrijven die de nieuwe distributieplatforms uitrollen, en die blijkbaar een bedreiging vormen voor de gevestigde belangen van de uitgevers. De roep om overheidsoptreden lijkt dan ook sterk op consumenten die het recht opeisen om in iedere Aldi ook chocopasta van Cote d’Or te kunnen kopen in plaats van enkel het eigen huismerk.

Sinds zijn ontstaan heeft het internet altijd optimaal gefunctioneerd via zelfregulering. Overheidsingrijpen zal de keuze van de consument verkleinen, en zal ondernemers ontmoedigen om initiatieven te ontwikkelen voor onze markt.

CENSUUR KOMT VAN DE OVERHEID

Terwijl de petitievoerders waarschuwen voor censuur, is er in België al een vorm van internetcensuur, en wel vanwege de overheid. In zijn repliek op de petitie wijst minister Vincent Van Quickenborne (DM 8 februari) terecht op de verwerpelijke censuurpraktijk in China en de Arabische landen, maar hij verzwijgt gelijkaardige praktijken die ook in België, zij het vooralsnog in veel beperktere mate, plaatsvinden.

Sinds een tweetal jaren wordt immers artikel 39bis van het Wetboek van Strafvordering daadwerkelijk toegepast om bepaalde buitenlandse websites ontoegankelijk te maken voor Belgische internetgebruikers. De Belgische toegangsproviders worden verplicht die websites te blokkeren, en de daarbij gehanteerde zwarte lijst van te blokkeren websites is niet publiek.

Aangekondigd als een middel om kinderporno te bestrijden (wie kan daar nu tegen zijn?), werd deze maatregel tot nu toe vooral toegepast om de privacy van pedofielen te beschermen. Inderdaad, tot nu toe waren het vooral websites van de Nederlander Chris Hölsken, die de identiteit van veroordeelde pedofielen publiceert, die op basis van deze wet werden geblokkeerd. Ook goksites zonder Belgische licentie wil men op deze manier blokkeren. De trend om illegale toestanden niet aan de bron aan te pakken, maar in te grijpen in het doorgiftemechanisme van het internet, vinden wij verontrustend. De modale internetgebruiker wordt daardoor onderworpen aan een vorm van onverheidscensuur.

AMERIKAANSE DOMINANTIE EN EUROPESE REMMEN

Voor elk van de dominante Amerikaanse webplatformen bestaan Europese of “open” initiatieven, maar deze zijn niet zo succesvol. Het lijkt ons nuttig om even stil te staan bij de redenen voor dit verschil in marktpenetratie.

Zo is er het succes van privé-durfkapitaal versus de mislukking van structurele subsidies. Het web werd in het Europese CERN ontwikkeld, onder meer door de Belg Robert Cailliau, maar de prille commercialisering en dus praktische toepassing ervan, gebeurde door privé-bedrijven in de VS.

De rechtszaak van de Franstalige uitgevers tegen Google heeft verder aangetoond dat de Amerikaanse visie op “fair use” (citaatrecht) beter aangepast is aan de reële behoeften van de internet- en ICT-sector. Ook het verschil in succes tussen Facebook en Netlog valt minstens deels te verklaren door de soepeler privacynormen die Facebook mag hanteren.

Er valt niet te ontkennen dat de Europese mentaliteit, waarbij men denkt dat elk probleem of elk ongemak kan opgelost worden door strengere regulering, een remmende werking uitoefent op het ontstaan van nieuwe initiatieven en op de groei van bestaande bedrijven.

ANGELSAKSISCHE NORMEN EN WAARDEN?

De auteurs van de petitie voeren tot slot nog aan dat Facebook blote tepels censureert, terwijl Europeanen wat bloot niet aanstootgevend vinden. Dit heeft meer te maken met de bescherming van minderjarigen dan met puriteinse preutsheid. Rekening houdend met het feit dat ook jonge tieners van Facebook gebruik maken, is het verantwoord om drempels in te bouwen die pornografische of obscene inhoud weren. Overigens is elke beperking een opportuniteit, en vormt elke beperking door Amerikaanse bedrijven een kans voor potentiële Europese concurrenten.

Niemand verplicht je om Facebook te gebruiken of een iPad te kopen. Er bestaan alternatieven waar de genoemde beperkingen niet bestaan. Zowel het Europese publiek als de Europese bedrijven en uitgevers maken massaal gebruik van de in de VS gecreëerde platformen. Zij hebben hun keuze gemaakt op basis van comfort, gebruiksvriendelijkheid, commerciële voorwaarden en kritische massa. Een pleidooi voor (nog) strengere Europese of Belgische wetgeving, concurrentievervalsende subsidies of bijkomende drempels voor niet-Europese initiatieven gaat dan ook in tegen de richting die de consument kiest.

Dat Amerikaanse bedrijven de markt domineren is dus precies het gevolg van datgene wat de auteurs van de petitie nog willen versterken: de strengere Europese privacyregels, en de beknotting van de groeimogelijkheden van bedrijven. Intussen klagen zij aan dat Amerikaanse sociale netwerken de spelregels afdwingen waar elk lid bij zijn toetreding mee akkoord is gegaan, maar laten zij na om op de Belgische censuur te wijzen die de essentie van het internet als een neutraal doorgiftemechanisme aantast.

Luc Van Braekel (ondernemer, in de jaren ’90 oprichter van een internetprovider)

Rudi Roth (in de jaren ’90 oprichter van een internetprovider en stichtend lid van ISPA)

Pieter Cleppe (hoofd van het Brussels kantoor van Open Europe)

Frank Thevissen (expert in strategische communicatie)

Philippe Van Nedervelde (deskundige in interactieve media en virtuele werelden)

Rudi Vansnick (voorzitter Internet Society Belgium vzw en TiK vzw)

Maarten Schenk (zaakvoerder YesItCan.be)

David Geens (zaakvoerder Nucleus bvba, bestuurslid ISPA)

Jurgen Carlier (CEO Tales Systems)

Paul Carpentier (Stichter en CTO Caringo Inc.)

Ivan Janssens (parlementair medewerker)